Murina vertelt haar verhaal…

In 1992 werd Munira’s eerste zoon Sabahudin vermoord: “Ik hoorde het diezelfde dag, maar ik geloofde het niet totdat ik hem roerloos in zijn huis zag liggen. Hij was jong, begon net te leven. Ik ging naar buiten en zag een gat in de muur, ik schreeuwde, zag mijn zoon daar liggen. Ik vloog naar binnen en nam zijn lichaam in mijn armen, voelde zijn warme ademhaling. Bad dat hij zou het overleven, maar hij deed het niet. Ik was dagenlang in shock. Ik heb tien dagen niet gegeten of gedronken, maar ik had geen idee dat mijn leven nog erger zou worden.”

Munira’s tweede zoon, Fahrudin stierf in 1993 door een rondvliegende granaat. Nadat ze haar twee zoons had verloren, kon Munira niet langer verder leven of er niets is gebeurd. Ze was bang voor oorlog en de granaten, maar vooral was ze bang voor het leven van haar enige overlevende zoon Rashid en haar man. In 1995 besloten ze daarom naar het door de V.N. beveiligde Srebrenica te gaan. Daar maakte ze de val van Srebrenica mee.

Terwijl Munira ons foto’s laat zien vertelt ze: “Toen we allemaal het einde van de oorlog verwachtten, gebeurde er iets nog ergers. Schuren en huizen werden in brand gestoken en er werd ons verteld dat ons huis was ingenomen. Het huis was niet langer van ons, maar van hen.” Munira, haar man en zoon wilden zichzelf redden. Ze bleven daarom een paar dagen in Potocari, wachtend op de bus naar Srebrenica. In Potočari hoorden ze echter veel verhalen over de schietpartij. Ook hoorden zij dat de bus waar zij op aan het wachten waren, de mannen niet naar een veiligheid gebied zou brengen, maar dat de vijand zich voorbereidde op massa-executies. Haar zoon Rashid besloot met een groep mannen door het bos te vluchten naar Tuzla. Munira en haar man bleven in Potocari, in de hoop dat ze niet zouden worden gescheiden. “Ik huilde vanwege mijn zoon, hij ging het onbekende in. Ik wilde dat mijn man hem volgde, maar hij wilde voor mij zorgen.” Door Dutchbat en de Serven werden ze alsnog gescheiden. “Ik hield hem vast met alle kracht die ik had, maar hij maakte zich los. Daar in de menigte, was er de laatste blik die we wisselden. Ik bleef gewoon roerloos staan en zag hoe hij in de menigte verdween. Dat was de laatste keer dat ik hem zag.”

De dagen en jaren die volgden brachten alleen onzekerheid en ook hoop. Nadat ze naar het vrije gebied richting Tuzla was verhuisd, verbleef Munira twee maanden in tenten op Dubrave. Hopend dat er tenminste een paar van haar dierbaren zouden worden gered. Na 19 jaar vond Munira hun overblijfselen en begroef ze op de grote begraafplaats met het nabij gelegen memorial Center in Potocari. Munira is één van de 45 weduwen die de moed heeft gehad terug te keren naar de plek waar ze ooit gelukkig was met haar gezin. Iedere twee weken wordt ze bezocht door een team van 2 tot 3 vrouwen in haar eenvoudige huisje, waar ze zoals de meesten eenzaam woont in de bergen rondom Srebrenica. Stichting Proplan financiert dit werk door onze partner MFS Emmaus €1300,- per maand te schenken.

Als vrouwen zoals Munira iets overkomt en ze zorg nodig hebben dan is dit NIET aanwezig, tenzij je 125 km verder naar Tuzla rijdt. Daarom moet dat zorgcentrum er komen.
 
OPNIEUW WEGKIJKEN IS WEL HEEL ERG ONEERLIJK. WAT DOET U OM DEZE WEDUWEN NIET TE VERGETEN? HELP MEE!